Post by Nicolette on Apr 19, 2016 21:34:40 GMT
Verloren, gevonden. Alles begint en eindigt met water. Op water, om water heen. Altijd kijkend, zoekend en nooit alleen. Wit schuim op de donkere golven. Zou Neptunus ontstemd zijn? Een bloemetje in de zee gooien, misschien een geit offeren?
Mensen bouwen hun steden om het water, in de buurt ervan. Het is nodig, een behoefte die constant vervuld dient te worden. De mens gedijt niet goed zonder water in de buurt. Sommigen beter dan anderen. De ene gebruikt het enkel als levensbehoefte terwijl de ander het nodig heeft als leven.
“Wees maar zoet mijn lieve kind, de piraten zijn jouw vrind.
Wees maar zoet mijn kleine pop, monsters eten jou niet op.
Doe je oogjes maar toe, je bent een beetje moe.
Morgen is mama er weer, kom pak je knuffelbeer.”
“Slaap lekker prinses..” “Welterusten mama..”
Een herinnering, alweer vervlogen. Een van de velen die er rond spoken. Langzaam openen ogen zich, schieten rond. Oriënterend, denkend. Klopt dit? Waar was ze ook alweer? Het gedij deed haar denken aan de zee, een kleine glimlach kwam erdoor tevoorschijn. De zee, haar onrust, haar kracht. De vrijheid die ze bood en de dood die ze bracht.
Ja, hier was ze, hier hoorde ze. Enkele momenten geleden waren ze aangemeerd in de haven. Hoewel je het nauwelijks een haven kon noemen, er lagen schepen en ze werden slecht bewaakt. De keistenen waren glad maar uitglijden gebeurde haar niet gauw. De stuurman had al betaald, haar schip zou bewaakt worden, zo niet dan vond de havenmeester de dood, iets wat hem niet erg aansprak natuurlijk. In de verte zag ze verschillende bordjes al hangen, herbergiers waren aan het wachten. Onoplettend naar hun klanten, zolang er maar betaald werd schonken ze wel uit de vuile glazen en zonder plezier. Brood moest er komen, vrouw en kinderen onderhouden worden. Een dronkenlap meer of minder die over de kade heen viel maakte niet uit. Hier waren er altijd genoeg.
Blikken volgden de rode haren, dat was het meest opvallende kenmerk. Haar lievelingseigenschap, het bepaalde wie ze was. Onvergetelijk.
Wat afstand nam ze van haar manschappen, ze was hier voor haar eigen zaken. Niet voor hoeren en bier maar ze mochten zich bezatten. Morgen zouden ze hopelijk weer uitvaren. Ze begon aan de klim, de stad was gebouwd op een heuvel en hoe verder omhoog, hoe rijker en mooier de huizen. De mantel die ze over haar kledij droeg wapperde achter haar en uiteindelijk minderde ze vaart. Haar capuchon volgde en bedekte haar grotendeels. Enkel haar rode haren bleven zichtbaar. Met een kleine glimlach ging ze verder, de hoek om.. Nog eens een hoek. Een stukje rechtdoor en weer een hoek om. Een wirwar van straatjes, het was knap dat de mensen zelf hier niet verdwaald raakten maar toch voelde het bekend, het voelde als thuis en voor het eerst verspreidde zich een warme gloed rond haar ijskoude lichaam. Met een glimlach ontblootte ze haar hoektanden en keek rond.
Daar was het, beeldig. Prachtig. Groots en magnifique, zouden de Fransen zeggen. De eikenhouten deur, bewerkt door vakmannen vertelden het verhaal. Het verhaal van de overlevering, er waren er zoveel. Keer op keer opnieuw verteld, veranderd. Er was echter geen tijd om alles te bestuderen, ze was hier voor maar één ding. Een speciaal ding.
Papyrus, stilte, oud. Drie woorden waren er maar nodig om deze plek te omschrijven en iedereen wist waar het om ging. Hoewel dit het grootste bordeel was dat de wereld kende bood het meer voor hen die wisten waar te zoeken. Zij wist het. Nog enkele stappen, ja, steeds dichterbij.
"Nee!"
De kreet kwam er verschrikt uit, het was weg. Zacht gevloek, gegrom. Eindelijk had ze het gevonden en nu was het weg. Ze had rust kunnen hebben en nog had ze het niet. Langzaam sloot ze haar ogen en concentreerde zich op haar omgeving, de dader kon nooit ver weg zijn met de dolk. Haar dolk. Haar naam was er zelfs ingezet. Al die duizenden jaren geleden.
Reyna